Misschien is het gedachtegoed van Anaïs Nin ‘We don’t see the things as they are, we see them the way we are’, wel exemplarisch voor al het werk van Joris Postema? Doxy heeft al een langere relatie met filmmaker Joris Postema. Toen Doxy nog Keydocs was, kwam zijn documentaire Daan’s Inheritance – over de gevolgen van een ambitieuze kunstenaar als ouder en de zoon van Ed van der Elsken - op IDFA uit. Altijd is Joris zicht bewust van de lens door welke hij zijn verhalen filmt. Daarmee bieden zijn documentaires niet alleen inkijk in het gefilmde, in andere werelden, Rwanda, Congo, maar ook in zijn ziel als maker.
Eerste ervaring met Doxy?
‘Ik werkte met Harmen Jalvingh aan een film over de depressieve zoon van Ed van der Elsken ‘De Erfenis’ en we belandden bij Janneke Doolaard, die toen nog KeyDocs leidde. Bijna meteen werd die film gehonoreerd en konden we ‘m gaan maken. De film ging in première op IDFA. Het thema uit die film vind ik nog steeds heel intrigerend. De kunst van Ed van der Elsken vinden we allemaal goed. Maar vaak is het zo dat kunstenaars maar één ding doen: voor hun kunst gaan. En dan zitten kinderen eigenlijk een beetje in de weg. Bij Michael Jackson waren we toen heel even boos, want ja: pedofilie. Nu wordt zijn muziek weer gewoon gedraaid.
Ik vind dat echt een heel interessant fenomeen.’
Heb jij een werkethos?
‘Ik geloof wel dat je ook even door dingen heen moet gaan om iets voor elkaar te krijgen.
Toen ik mijn eerste film ging maken, had ik een keer met Mart Dominicus gesproken – dat is een soort documentaire guru van de Filmacademie. Hij zei: “Talent is niet waar het om gaat in de documentaire wereld. Het gaat om doorzettingsvermogen. Het enige dat bepaalt of je het redt of niet, is of je door blijft gaan. Elke afwijzing en elke moeilijkheid moet je trotseren. Gewoon door blijven gaan. Natuurlijk moet je talent hebben, anders red je het sowieso niet.
Wat je wilt bereiken geldt vooral je eigen definitie. Het gaat niet om wat de buitenwereld daarvan vindt. Bij films is dat misschien wat makkelijker meten omdat het gewoon per film is. Bij elke film kan ik gewoon meten: nou dit is echt wat er maximaal in zat.’
Hoe is jouw route geweest naar het film maken?
‘Ik heb geen filmacademie gedaan maar economie gestudeerd aan de UVA. Ergens halverwege de jaren negentig heb ik een scriptie geschreven over de ethische onvermijdelijkheid van de invoering van het basisinkomen. Omdat ik in een voetbalelftal zat samen met een eindredacteur van de NOS kon ik als bijbaantje slow motions maken bij sportwedstrijden voor televisie. Dat kon ik goed, dus toen ben ik wedstrijden en onderwerpen gaan monteren. Op een gegeven moment zeiden ze: “ga jij maar regisseren.” Dus ik heb ook een tijdje voetbalwedstrijden geregisseerd. Via die route heb ik geleerd televisie te maken. Maar muziek was mijn eerste liefde. Ik maakte altijd muziek en ik dacht: Er komt een dag dat we doorbreken.’
Kortom: ik had nu ook een succesvol muzikant kunnen interviewen?
‘Nou, ik vond het heel moeilijk in de muziek dat ik altijd met hele goede vrienden werkte en dan in vervelende ruzies terechtkwam. Films maken is veel makkelijker. Op het moment dat we draaien, ga je met een cameraman en een geluidsman ergens heen. Je spreekt gewoon af: we gaan dit en dat filmen, en daar heb je het dan over met je cameraman en je geluidsman. En dan ga je dat gewoon doen. Ik ben best wel slecht in dingen half doen. Dus ik doe ze óf heel erg wel óf heel erg niet. Ik had wel heel veel bandjes. Starring Lisa heeft het nog wel aardig gedaan. Mijn rol was altijd zanger, gitarist en liedjesschrijver.’
Maar nu zit ik hier met een documentairemaker?
‘Ja, ik heb me op een gegeven moment gerealiseerd dat die doorbraak als muzikant waarschijnlijk toch niet ging komen. Toen ging ik me op mijn tweede liefde richten: documentaire. Hoe ik het aanpakte? Ik weet veel van sport. Ik wilde een film maken over sport met een maatschappelijke onderlaag. Dus ik ben heel erg gaan zoeken. Elke week kocht ik de Voetbal International om te kijken of er iets in stond waar ik wat mee kon. En daar vond ik het verhaal van Erik te Paske. Hij was trainer van een voetbalclub in Rwanda. Over die club heb ik uiteindelijk een film gemaakt: FC Rwanda. Die werd in 2013 geselecteerd voor IDFA. En dan gaan er zoveel deuren open.’
Was dat een AHA-Erlebnis?
‘Dat je een verhaal kon vertellen op deze manier vond ik wel helemaal te gek. Ik ben geen journalist, dus ik hoef niet alles te fact-checken! Plus, ik vind de mensen in de documentaire wereld gewoon heel leuk. Ik had honderd jaar bij sport televisie gewerkt en daar misschien twee vrienden aan over gehouden. Binnen no time zat ik in een wereld die zoveel leuker was. Bij bandjes is er altijd een democratisch proces wat niet werkt. Als je wilt snappen hoe een democratie niet werkt, moet je gewoon een bandje gaan volgen. Je kan niet met zijn vieren beslissingen nemen.’
Je hebt Stop Filming Us gemaakt: hoe kwam je op dit idee?
‘Ik ben ooit in 2010 in Goma, een stad in Congo, geweest in opdracht van een Nederlandse NGO om een filmpje te maken over alle goede dingen die ze daar deden. Wat ik heel heftig vond: ik mocht niets zelf. Ik moest opgehaald worden vanuit Rwanda en met een grote auto de grens over. Ik sliep in een huis met een beveiligingsman en een hek. Ik kreeg allemaal sleutels en een panic button in handen en er was ook nog een hidden room en weet ik het wat allemaal. Ik mocht niet eens zelf over straat lopen. Het voelde als de hel. Ik dacht, hoe kun je hier wonen als normaal mens? Als het zó gevaarlijk is? Daar wilde ik vanaf toen heel graag een film over maken.’
Een heel ander type film dan de NGO film neem ik aan?
‘Een paar jaar later ben ik teruggegaan. Met een lokale NGO van mensen uit Goma. Zij zouden me oppikken bij de grens. Maar… Ze waren er niet op de afgesproken tijd. Dus wandelde ik in mijn eentje de grens over naar Noordoost Congo. Toen was dat misschien wel de gevaarlijkste plek ter wereld, als je het Googelde. Mijn telefoon deed het ook niet, dus ik kon niet bellen. Nou ja, dit is het dan, dacht ik. Dat duurde ongeveer een half uur. Toen werd ik toch opgehaald. In dat half uur heb ik denk ik acht gesprekken gevoerd met superleuke mensen die gewoon langs kwamen lopen.’
En toen?
‘Vervolgens stapte ik in de auto, werd ik naar een hotel gebracht zonder allerlei beveiligingsdingen en gingen we ‘s avonds gewoon een biertje drinken. Toen we naar huis liepen, dacht ik: hoe kan het nou toch dat wij in Nederland denken dat het zo fakking gevaarlijk is? Terwijl de mensen die er wonen? Die staan ‘s morgens gewoon op, drinken hun koffie, gaan naar hun werk... Het is niet zo heel erg wezenlijk anders. En JA er is veel ellende en er is veel gedoe en het is gevaarlijk, en er is seksueel misbruik, verkrachtingen, milities…en ook honger. Dus dat moeten we niet wegdenken. Maar het is niet zo dat als je daar binnenloopt dat je dan direct een kogel door je kop krijgt.’
Wat maakt dat verschil denk je?
‘Het komt doordat wij hier in het Noorden, de representatie van Afrika doen. We zien hier alleen maar dingen die door ons zijn gemaakt. Dus we houden zelf een stereotype beeld in stand en op basis van dat stereotiepe beeld gaan er weer meer NGO’s en meer mensen van de VN naar Afrika. Heel veel representatie komt door NGO’s. Die hebben natuurlijk belang bij een niet al te positief verhaal. Want wat hebben ze er anders te zoeken? Ik vind dat zo scheef en ook heel intrigerend. Daar ben ik een film over gaan maken. Er is, door ons koloniale verleden, een soort machtsongelijkheid, met allemaal privileges waar wij ons natuurlijk niet of nauwelijks van bewust zijn.’
Ja maar jij kijkt ook door een witte lens?
‘Het is nu eenmaal heel moeilijk om je echt bewust te worden van je eigen blik. Ik ga zo goed omdat ik in Nederland geboren ben, ik ben wit en ik ben ook nog eens een man. Dus ik heb écht de zeven privilege vinkjes en dat realiseer ik me. Door welke lens we kijken, zou sowieso altijd een enorm thema moeten zijn. De lokale crew waren gewoon vrienden die ik al heel lang ken. Dus ik had gezegd: we gaan samen die film maken maar please: grijp in als ik iets doms doe. Doe het en vertel het me! En dat hebben ze ter harte genomen. Dat was heel pijnlijk af en toe maar ook echt heel goed. En dat is denk ik waar die film uiteindelijk over gaat. Als je niet goed snapt waar je heen gaat en wat je privileges zijn, dan gaat het fout. We gaan het als witte mensen denk ik nooit allemaal snappen, maar je kunt in ieder geval je best doen. Wat je filmt, zegt vaak veel meer over waar jij vandaan komt dan over de mensen daar.”’
Hoe was de perceptie van de film daar?
‘Het mooiste is: er is een Afrikaans antwoord op de film gekomen. Er was een viewing in Goma, ik was daar per Whatsapp bij. Mensen vinden de film of echt een eye-opener – of ze vinden ‘m superslecht. In Goma werd de film vertoond op een groot festival. Daar vroeg het publiek: mogen wij anders niet het ruwe materiaal? Dan maken wij wel de versie die veel beter is. “Natuurlijk!”, was ons antwoord. Toen hebben we samen met hen geld gevraagd bij het Filmfonds. Vervolgens hebben zij hun eigen versie gemaakt, die ze Stop Filming Us but Listen, noemden. Deze film ging in première hier in NL op Movies that Matter. De gerenommeerde Congolese regisseur Petna Ndaliko, die in Amerika woont heeft zelfs weer een film gemaakt over het montageproces van Stop Filming Us, but Listen. Dus het is een soort drieluik geworden.’
Snap je hun versie?
‘Hun antwoord vind ik heel interessant omdat het zoveel zegt over hoe je naar dingen kijkt. De mensen die Afrika goed kenden en de film zagen, zeiden: ja dit is hoe Afrika is. Je gooit iets in de groep, het gaat een beetje rond en dan kom je weer terug. Het is veel meer een soort circulair proces: ook het maken van een film. In het Westen moet een verhaal altijd van A naar B. Elke Hollywood film is van A naar B. Maar de Congolese cultuur is helemaal niet zo. Wij moeten inzien dat het een andere verhaalstructuur is, dan hoe wij die leren. Het interessante is dat wij impliciet vinden dat wij beter zijn. Op een gegeven moment was het heel heet, en ik houd niet zo van sokken, dus ik doe altijd zo snel mogelijk slippers aan. We hadden een hele belangrijke afspraak in Goma. Ik vroeg mijn producer daar: “kan ik op slippers?” Hij keek me aan en het enige wat hij zei was: “Zou je dat in Nederland doen?” Auw, confronterend! Als ik zo’n belangrijke afspraak heb, had ik me netter gekleed.’
Waar werk je nu aan?
‘Ik ben nu een film aan het maken over het klimaat met de werktitel The Inconvenience of Being Right. Eerdere werktitel was The System. Als je op een gegeven moment accepteert dat de klimaatcrisis er is, en door alle rouw, ontkenning en cognitieve dissonantie heen weet te breken als mens, dan snap je ook dat het systemisch is. Je kan nóg wel een extra zonnepaneel op je dak leggen, of nog minder vlees eten en nooit meer vliegen… maar dat gaat het klimaat niet redden. We moeten allemaal minder vliegen en geen vlees meer eten. Op het moment dat je dat snapt dan moet je eigenlijk gaan uitleggen aan mensen dat het systemisch is, Dat is hetzelfde als met institutioneel racisme en kolonialisme … als je het een beetje snapt, dan moet je het natuurlijk ook benoemen.’
In welke fase zit de film die je nu maakt?
‘Momenteel zijn we aan het financieren en besteed ik veel tijd met de personages uit de film. Omroep KRO-NCRV is ingestapt in het project, het Nederlands Filmfonds is ook aan boord. En laatst vroegen we met co-producent aan bij het VAF, waarvan we een positieve uitslag hebben ontvangen. Mijn wens voor deze film is dat kijkers snappen dat de weerstand die we als mens voelen om echt te veranderen, wijdverbreid is, maar dat we het toch moeten doen. Als we willen dat de aarde er niet aan gaat, dan moeten we echt in het geweer komen. Het is een systemisch ding. Een beter klimaat begint bij een ander systeem. En hoe je dat nou wilt noemen: kapitalistisch of fascistisch, i don’t care: er moet echt iets wezenlijks veranderen van bovenuit om het van onderuit te kunnen veranderen. De klimaatcrisis is een vorm van uitbuiting. Wij veroorzaken in het Noorden natuurlijk die bulk.’
Hoe lang doe je over deze film?
‘Met dit soort films ben ik lang bezig, Echt wel een jaar of drie. Ik heb nu een film bijna af. Daar heb ik zeven jaar over gedaan: Be The Fool.
Het zijn dus vaak lange projecten. Dus ik heb een lange adem, maar ik heb ook wel eens een film gemaakt die gewoon in een jaar af was. Be the Fool gaat over een illuster kunstcollectief: drie Nederlanders en een Engelse man; twee stellen. Zij ontwierpen kleding voor The Beatles en voor The Hollies, eigenlijk voor alle bands van toen. Twee jaar waren ze super succesvol en toen vielen ze een beetje uit elkaar en raakten ze in vergetelheid. Het Brits-Nederlandse koppel, woont sinds de jaren tachtig in Amsterdam. Hun kinderen wilden dit verhaal voor eens en voor altijd vertellen. Dat hebben ze hun ouders beloofd. Die zijn gaan zoeken naar de mensen van toen en de plekken van toen. Het is best een bizar verhaal dat niemand kent. Er zit ook een deel in, dat blijf ik fascinerend vinden, dat gaat over dat fanatisme van kunstenaars. Als je zo voor de kunst gaat, dan beschadig je ook dingen. Dus die kinderen hebben het soms zwaar gehad. Dat is hetzelfde als bij mijn eerdere film over Ed van der Elsken.’
Ga je ooit iets anders doen?
‘Documentaire is mijn vertelvorm. Ik vind muziek echt fantastisch. Alleen: het gaat niet samen dus ik moet kiezen. Documentaire, daar kan ik van leven. Ik vind het heel fijn dat ik een verhaal mag vertellen. Als ik gefascineerd door iets ben en daar dan ook een verhaal over mag maken waar mensen naar kijken... Dat is magisch.’