We spraken Nicole van Kilsdonk over de betovering van een donkere filmzaal, het reizende circus tijdens het draaien van een film en Happy Palace, haar nieuwe telefilm over een verdwijnend cultureel fenomeen: het Chin. Ind. Spec. Restaurant.
Stap voor stap met Nicole van Kilsdonk
“Het blijft betoverend, als je film af is om dan samen met die hele ploeg met wie je zo hard gewerkt hebt en van wie je veel eiste, op het grote doek in het donker je film te zien...”
Na de school voor journalistiek maakte Nicole van Kilsdonk de overstap naar de Filmacademie. Op zoek naar meer diepgang, vond ze die daar, als regisseur. Film was altijd al magie. Ze houdt van het reizende circus tijdens het draaien van een film. Na een paar maanden alleen maar schrijven aan scenario’s, transformeert ze langzaam in zo’n Einzelgänger. Het is geweldig om daarna weer eens ‘s ochtends om 6.00 op de set te lopen met een leuke crew om samen een verhaal te creëren.
Hoe beland je na de School voor Journalistiek op de Filmacademie?
‘Vanaf de middelbare school wilde ik dat al, maar ik kende niemand die in de film werkte en ik wist er eigenlijk ook niets van af. Film en de bioscoop vond ik gewoon betoverend. Elk jaar vroeg ik dat aanmeldingsformulier opnieuw aan, maar ik voelde me nog lang te jong. Verder hield ik erg van schrijven. Ik maakte het lokale krantje voor het dorp wat we dan zelf stencilden en verspreiden. En ik schreef toneelstukjes voor het lokale theater. Uit idealisme ben ik later journalistiek gaan studeren. Ik geloofde echt dat ik daarmee de wereld kon verbeteren. Maar de opleiding vond ik oppervlakkig. In mijn achterhoofd hield ik dat je dan ook voor televisie docu's kon maken. Ik wilde sowieso graag doorstuderen. Op de School voor Journalistiek heb ik de praktische kant geleerd, maar ik miste een soort verdieping en zelfreflectie. Wat bén je eigenlijk als je journalist bent? Ik had documentaires als eindexamen gemaakt. Dus ik had nu wel materiaal om te laten zien bij de toelating van de Filmacademie.’
Was je direct op je plek?
‘Ik voelde me rijper om toelating te doen, omdat ik ook al bij de televisie stage had gelopen bij actualiteitenprogramma’s. Maar ondertussen was ik nog zo bleu. Ik zag wel veel dingen: die ego’s en de logheid van televisiejournalisten. Ik had heel veel gelezen over documentaire en achtergrondverhalen. Daarnaast had ik een zwak voor fictie, hoewel ik daar niet zoveel vanaf wist. In die tijd kon je nog twee afstudeerrichtingen kiezen. Dus ik koos documentaire en fictie. De afdeling scenario moest toen nog opgestart worden.
Ik maakte om en om docu’s en fictieverhalen, maar hing steeds meer naar fictie.’
Waar ligt je hart, bij docu of fictie?
‘Wat moeilijk is aan documentaire: je dringt dan vaak in het leven van mensen binnen met zo’n camera. Iemand doet een loopje en dan was het licht óf niet goed óf niet scherp en dan moet je nog een keer vragen of diegene dat loopje bij het aankomen wil herhalen… Terwijl ik dan vaak dacht - jij bent helemaal geen acteur (terwijl een acteur kan je dat gewoon vragen), dit is gewoon jouw leven. Je bent toch altijd aanwezig in iemands leven en ik voelde mij daardoor heel vaak bezwaard. Als consument houd ik zeker van documentaires, maar feit is dat ik als regisseur liever fictie maak met mensen die er zelf voor kiezen om in beeld te komen en geregisseerd te worden. Dat werkproces, van een ‘kleine ploeg no opsmuk’: zo filmen, vind ik nog steeds eigenlijk het leukst, met de wendbaarheid van een kleine docu crew.’
Wat vind jij het belangrijkst (als regisseur)?
‘Uiteindelijk is de kunst als regisseur dat je alle praktische zaken even los kunt laten en de creativiteit weer boven weet te halen. Je hebt ook regisseurs die gewoon iets hebben van “ja, het is 18.00 uur, kan mij het schelen, we gaan door!” Ik kan dat niet door mijn te grote verantwoordelijkheidsgevoel. Maar soms zou ik het wel eens zo willen doen. Omdat het dan gewoon nog niet goed genoeg is. Ik zie gewoon heel goed wat de issues zijn en ik vind het echt teamspel. Soms kan het je ook overnemen - dat je dan iets waarvan je eigenlijk weet dat er het geld niet voor is, niet eens voor durft te stellen. Dat is wel een beetje een balanceer act. Verder houd ik heel erg van het werken met acteurs, wat zij nog toe kunnen voegen aan dat wat er op papier staat.’
Wat heb je bij FIXY gemaakt?
‘Happy Palace, een telefilm. Een film waarin ik weer een hele nieuwe groep acteurs heb ontdekt. Elke film is toch weer iets wat je helemaal – ondanks jaren ervaring - opnieuw moet uitvinden. Dat is natuurlijk waarom ik het ook volhoud. Met het verhaal voor Happy Palace was ik al een tijd bezig. Het begon eigenlijk met een ander project dat ging over alle binnensteden in Nederland die zo hetzelfde zijn: met de Chinees, de Kruidvat en de Blokker. Dat wilde ik eigenlijk in een film een keer portretteren. Gaandeweg dacht ik die Chinese afhaalrestaurants, die verdwijnen eigenlijk allemaal. Terwijl, het Chin-ind. Restaurant hoort eigenlijk zo bij Nederland. Hoe kan je dat in een verhaal vatten? Daar heb ik heel lang op zitten puzzelen… Toen ging ik toch maar eens researchen bij mij om de hoek in de Jan Evertsenstraat. Gaandeweg de research wist ik zeker: dit is een goed verhaal.’
Hoe heb je het aangepakt?
‘Ik realiseerde me dat ik alleen het verhaal van de buitenkant, de Hollandse kant, kende. Wat weten we er nou echt van? We kennen het van mensen die Studio Sport kijken met een bordje afhaalchinees op schoot. En dat in ieder dorp wel een afhaalchinees was. Bij Doxy Fixy raakte ik met Janneke in gesprek en toen kwamen we al snel tot de conclusie dat er iemand bij moest vanuit de Chinese gemeenschap. Anders blijft het toch gemaakt vanaf de buitenkant. Er was ook een fotoboek uitgekomen over al die Chinese restaurants, en daar kwam heel veel publiciteit op. Maar dat waren altijd Nederlanders die dan over die Chinese restaurants gingen praten over hun jeugdherinneringen, maar het waren nooit die Chinese Nederlanders die aan het woord kwamen. Dan weten we nog niks eigenlijk, terwijl er zoveel verhalen achter schuilen. Toen ben ik met veel Chinese Nederlanders gaan praten.
Restauranthouders maar ook mensen uit de Chinese cultuur.’
Dus je bent gaan samenwerken met Chinese Nederlanders?
‘Inderdaad. Redelijk snel erna is toen Yan Ting Yuen erbij gekomen - scenarioschrijver en documentairemaker. Eerst hebben we heel veel gesprekken gevoerd. Hoe waarborg je als witte Nederlander dat je de juiste toon vindt? We hebben ook afgesproken dat we echt proberen op allerlei vlakken, zoals ook in de crew Aziatische Nederlanders te vragen, zodat we voorkomen dat we stereotypen gebruiken en dat we het echt samen doen. Dat is wel gelukt. In de gesprekken benoemden we ook dat we wel gewoon een film gingen maken en niet bij elke opmerking denken van - oh kan ik dit wel zeggen? Laten we met elkaar afspreken dat als dingen niet kloppen – dat we dan ons mond opendoen. Dat pakte gewoon heel goed uit. Iedereen stond er heel erg voor open. Er zijn natuurlijk gevoeligheden en als je daar dan niet over kan praten… dat werkt niet, je moet de dingen benoemen. Dat was heel leuk aan het hele proces.’
Wat zou je willen veranderen in de filmindustrie?
‘Uiteindelijk moesten we deze film in 20 dagen draaien. Dat is echt heel weinig. Dan is het wel fijn om ook met ervaren mensen in een geoliede machine te werken. Dat het zo snel moet, is een financiële kwestie. Zo’n film heeft gewoon een bepaald budget. Je weet het van tevoren. Ook dat het eigenlijk niet daarvoor kan. Dat vind ik ook heel ingewikkeld want er wordt heel veel gepraat over fair practice. Dat gaat natuurlijk over allerlei dingen van man, vrouw, kleur en weet ik wat allemaal maar fair practice betekent wat mij betreft ook dat iedereen normaal betaald krijgt. Sommige mensen, zoals zo’n art department, die werken zo achterlijk hard. Ik heb ook allemaal low budget dingen gedaan. Maar op een gegeven moment wil je geen mensen voor een habbekrats meer vragen. Ik denk heel vaak bij allerlei dingen die georganiseerd moeten worden: laat filmmensen het maar doen. Die zijn gewend met bijzonder weinig geld super efficiënt te werken; iedereen is op tijd en alles is strak georganiseerd.’
Was dit de eerste keer dat je met FIXY werkte?
‘Ik kende Janneke eigenlijk al heel lang, van toen ze nog bij Egmond zat en bij KeyFilm. We babbelden wel zo’n beetje In de wandelgangen. Ook met Annemarie. Janneke zei een keer kom eens koffiedrinken. Op de een of andere manier leek het alsof we elkaar al heel lang kenden en ik ben nu super dankbaar dat zij verhaal zagen in Happy Palace. Het hele proces bij deze producent ging ook goed; met de casting en de crew, en een fijne balans tussen wel mee bemoeien en niet mee bemoeien. Nu werk ik met ze samen aan een ander project.’
Hoe begint een film voor jou?
‘De meeste van de films die ik maak, beginnen bij mijzelf. Dan heb ik een idee en bedenk ik; hier moet een schrijver of een producent bij. Soms word ik ook gewoon gevraagd zoals nu voor die serie waar ze nog een tweede regisseur voor zochten. Veel producenten, zoals ook FIXY, initiëren zelf ook projecten zoals dat ze de rechten voor een boek kopen. Toen Happy Palace als serie tot stilstand kwam, zijn we met het hele team gaan eten. Dat waardeer ik in hen als producent; die zorg. En zij hebben er uiteindelijk toch ook voor gezorgd dat Happy Palace alsnog een telefilm is geworden. Financiering is gewoon altijd moeilijk. Mijn volgende film Noodweer is al in een heel ver stadium. Toch heeft die nog stappen nodig met opnieuw indienen. Stappen die soms eindeloos duren waardoor het gevaar dreigt dat je het momentum verliest. Voordat je opnieuw kan indienen, ben je meteen weer zes maanden verder.’
Welke film wil je nu maken?
‘Noodweer, is een verfilming van de gelijknamige roman van Marijke Schermer.
Het verhaal gaat over het levenspad van een veertigjarige vrouw, dat langzaam glibberig en gevaarlijk wordt. Het is een scherp en meedogenloos portret van een vrouw die zich vastdraait in goede bedoelingen en het draait om de vraag of je alles van elkaar moet weten in het leven, om intiem te kunnen zijn. We hebben heel hele hoge verwachtingen van deze film en we zijn blij met het script. We hebben ook meegedaan met een Engels-Amerikaans Script Lab en die waren heel enthousiast.’
Is dit je baan of is dit een passie?
‘Passie vind ik zo’n uitgesleten woord. Maar dit werk is wel mijn wezen. Ik denk hier best vaak over na en heb er ook veel gesprekken over. Want inderdaad: hoe lang houd je het vol? Ik vind het vanwege die onzekerheid en dat gehannes met geld soms best wel zwaar. Omdat het altijd te weinig is, waar je iets voor moet maken en zo moet je altijd bedelen. Nee soms word ik daar echt wel chagrijnig van. Maar als ik dan weer ga draaien en verhalen mag maken die ik wil vertellen en monteren… Dat is allemaal zo leuk en afwisselend, en dan is het gewoon een luxe. Elke film leert je weer nieuwe dingen.’
Dus je gaat nog niet met pensioen?
‘Filmen is voor mij iets heel wezenlijks dus ik denk wel dat ik het blijf doen, misschien in iets minder hoog tempo. Maar ik realiseer me ook dat ik nu op een leeftijd ben, dat ik niet meer bij Jong en Aanstormend talent hoor. Dat is wel echt een ding in Nederland (beetje klagen mag wel toch?). Als je kijkt naar het buitenland wordt ervaring en leeftijd veel meer gerespecteerd en gewaardeerd. En dan heb ik het niet alleen over regisseurs maar ook over cameramensen of over heel veel andere functies in het filmvak. Dan heb je eindelijk die ervaring dat je denkt nou nu durf ik mezelf dit wel te noemen en dan moet het toch weer jong en aanstormend talent zijn. Natuurlijk moeten jonkies ervaring op kunnen doen. Voor
Happy Palace hadden wij een hele leuke mix in de crew. Sommige mensen zijn dan een tijdje heel hot. En dan niet meer, terwijl je als cameraman bijvoorbeeld alleen maar beter kan worden.’
Kun je iets zeggen over jouw stijl? Is er een Nicole van Kilsdonk handtekening?
‘Ik ben echt wel een stap voor stap iemand. Binnen mijn familie was ik altijd een teruggetrokken kind, met drempelvrees en faalangst. Maar toch, uiteindelijk op mijn eigen tempo kwam ik elke keer wel verder. Nu ik ondertussen ben waar ik ben, zijn mijn ouders best verbaasd. Zij hadden nooit verwacht dat juist ik van de vier kinderen dit zou doen. Ik moet dingen gewoon op mijn eigen tempo aanpakken. Heel vaak gaan mijn films over serieuze onderwerpen, maar die probeer ik toch altijd op een soort lichtvoetige manier te benaderen. Lichtvoetigheid is mijn middle name, ja misschien is dat wel mijn handtekening.
Ik houd ook zo van dat hele dat reizende circus met zo’n filmcrew. Als je film er dan uiteindelijk op staat, dan ga je de montage in. Alles komt daarin bij mekaar en dat vind ik echt heel bijzonder.’